Het Debacle
 

Bart, Jeroen en ik besloten te blijven.

Zelfs DePlaatsmaker zelf zei dat we ons konden beroepen op het ontruimingsbescherming maar dat bleek in de rechtszaak die DePlaatsmaker tegen ons aanspande niet waar te zijn.

Het pand was leeg, de ateliers op slot en de gangen waren nat van grote plassen water van de lekkages

Het aangebouwde deel werd afgesloten wegens vermoedens van asbeststof. DePlaatsmaker sloot delen van het gebouw af waardoor de electriciteitsruimte niet meer toegankelijk was en de vluchtwegen geblokkeerd. We lieten ons adviseren door mijn broer die ik in eerste instantie had ingeroepen om met ons leegstandsbeheer te doen. Hij doet juridisch advies voor kleine zaken en heeft zijn sporen verdiend in het leegstandsbeheer. Mijn broer raadde ons aan om onmiddellijk de sloten op het pand te veranderen omdat het niet pluis was.
Dat is ons later zeer kwalijk genomen maar ik denk dat mijn broer gelijk had: de klusjesman kwam namelijk op maandagochtend om de electriciteit van het hele pand af te sluiten. Dit verklaarde hij aan de politie die ik erbij haalde toen hij aan de deuren begon te beuken om er toch in te komen toen de sloten veranderd bleken. De politie zei dat dit was wat de klusjesman had gezegd.
Ik ken de klusjesman: die man liegt niet.
Later zei hij ook:”elektriciteit is een luxe. Dat hoeft een verhuurder niet te leveren.”
Maar in de rechtszaak zei DePlaatsmaker dat dit op een misverstand zou hebben berust.

Anyway, wij hadden de sloten veranderd en moesten ons voorbereiden op een rechtszaak die de Plaatsmaker tegen ons had aangespannen om ons er toch versneld uit te krijgen. Mijn broer vroeg stukken op en kwam achter een aantal opmerkelijke zaken.

Zo bleek uit gemeentedocumenten dat DePlaatsmaker slechts 9.500 euro per jaar betaalde aan huur voor het hele pand, terwijl het een veelvoud daarvan maandelijks incasseerde.
Ook bleek de reden voor de opzegging loos: DePlaatsmaker bleek nooit verzekerd te zijn geweest voor dit pand! Terwijl ze daar contractueel wel toe waren verplicht!

Over de eindafrekeningen van de servicekosten kon ik geen overeenstemming bereiken met DePlaatsmaker.
Wij bleken aan verwarmingskosten 280euro PER DAG te moeten betalen over de laatste 5 maanden, waar ook nog even btw en 5 procent administratiekosten overheen gingen, resulterend in een idiote 320 euro per dag!
ook werden in onze servicekosten reparaties verrekend die in de laatste week voor de einddatum nog werden gedaan aan bijvoorbeeld de brandslangen en dergelijke.

De rechter vond de door ons gevonden opmerkelijke zaken ook wel vreemd en gaf ons een hele maand extra tijd, terwijl ze volgens de wet geen ruimte had ons op basis van ontruimingsbescherming te laten blijven. DePlaatsmaker, als huurder van het pand, had namelijk zelf de huur opgezegd en als je zelf de huur opzegt, kun je je niet beroepen op ontruimingsbescherming. Wij bleken dus geen huurders te zijn maar onderhuurders. En als zodanig rechteloos.

Nog steeds zou AdHoc leegstandsbeheer er na ons in gaan en de gemeente bleef ons herhaaldelijk verzoek om hierover te praten afwijzen.

Wij besloten de gemeente voor de rechter te dagen, omdat wij wilden blijven als leegstandsbeheerders en omdat wij van mening waren dat de bizar lage huur die de gemeente aan DePlaatsmaker rekende, niet een huurconstructie is maar een schijnconstructie waarbij dit een vorm is van verkapte subsidie, terwijl de huurders alle rechten worden ontnomen.

Enerzijds kun je stellen dat een dergelijk contract nu eenmaal voortvloeit uit het inzetten van een tussenpersoon, maar anderzijds is het daadwerkelijk gebruik maken van deze positie om je huurders eruit te gooien, mijnsinziens, verwerpelijk.

En was niet feitelijk de gemeente onze verhuurder? Met al haar beloften en bezoeken aan de Vlampijpateliers?

Ons kort geding kwam pas op 16 juli, 2 weken na de oplevering, en 1 week nadat de Vlampijpateliers plotseling onbegaanbaar terrein werden verklaard en leegstandsbeheer ook niet meer aan de orde was: een groot hek werd om het gebouw heen geplaatst en niemand had er nog iets te zoeken.

Mijn broer leverde een 107 pagina's tellend pleidooi in, met contracten, en bewijzen over de directe betrokkenheid van de gemeente, en over de intenties wat betreft culturele broedplaatsen en de werkelijkheid ervan. Namelijk dat die er niet genoeg zijn.

De gemeente was meteen vrij duidelijk: deze mensen huurden nooit van de gemeente, ze zijn er al uit, en het gebouw is onbegaanbaar, dus er komt helemaal geen leegstandsbeheer in.

De rechter vroeg zich ook wel af wat wij nou eigenlijk wilden. Jeroen zei: de onderste steen boven!
Bart: wat Jeroen zegt, plus gerechtigheid.
En ik zei: een atelier.

Maar de rechter zei dat zij ook wel wat vragen had, aan de gemeente: hoe kan het bijvoorbeeld zijn dat een pand in zodanige stand wordt opgeleverd dat het volledig in onbegaanbare staat is? Wie was er bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het onderhoud? En wat als die partij zich daar niet aan houdt? En welke rechten hebben huurders wat betreft huurcomfort wanneer zij huur betalen? En was DePlaatsmaker dan eigenlijk huurder, of zakenpartner van de gemeente?
Want had DePlaatsmaker haar vastgoedportefeuille uitgebreid met inkomsten uit de Vlampijpateliers?
De grote afwezige was natuurlijk DePlaatsmaker, stelde de rechter vast.

De rechter vroeg de gemeente met ons in conclaaf te gaan en op 25 september met resultaat te komen.

De grote vraag blijft natuurlijk die van Jeroen: als DePlaatsmaker werkelijk zo gigantisch veel aan ons verdiende, waarom moesten wij er dan op stel en sprong uit?
De onderste steen moet nog boven.

de toekomst