|
Crowdfunding |
|
De rechter gebood de gemeente met ons te praten maar de gemeente doet alleen zaken met grote partijen en hebben goede ervaringen met DePlaatsmaker en met
AdHoc leegstandsbeheer: Het is ondoenlijk om te verhuren aan individuele partijen, maar als jullie een vastgoedbeheerbedrijf op willen zetten, kunnen jullie een voorstel indienen in de volgende aanbestedingsronde.
En zo verloren wij de rechtszaak tegen de gemeente: we huurden nooit rechtstreeks van de gemeente, dus de zaak was niet ontvankelijk.
De kantonrechter acht de zaak niet geschikt voor behandeling in kort geding. De gevorderde voorzieningen worden daarom afgewezen.
De zaak draait om een pand van de Gemeente waarin zij een artistieke broedplaats heeft opgezet, waar eisers vanaf 2002 atelierruimte in huurden.
De eisers moesten uit het pand vertrekken en zij hebben dat (uiteindelijk) gedaan op 1 juli 2024.
Over het vertrek van eisers is al eerder geprocedeerd, maar dan tussen eisers en de tussenpersoon/hoofdhuurder, DePlaatsmaker.
Eisers stellen dat de Gemeente een oneigenlijke juridische constructie heeft opgetuigd door gebruik te maken van DePlaatsmaker als tussenpersoon, waardoor zij de dupe zijn geworden door het gebrekkige onderhoud dat door DePlaatsmaker aan de ateliers is gepleegd.
Eisers willen dat de kantonrechter in deze procedure bepaalt dat (i) het huurrecht van toepassing is tussen hen en de Gemeente, (ii) dat zij (daarom) gebruik mochten blijven maken van de atelierruimtes in het pand (deze eis is ingetrokken) en/of (iii) dat de Gemeente het voor hen (financieel) mogelijk maakt om vervangende, passende en betaalbare atelierruimte te betrekken.
De kantonrechter heeft er begrip voor dat eisers vanuit financieele overwegingen voor een kortgedingprocedure hebben gekozen, maar de procedure leent zich niet voor een beslissing in deze zaak.
De vraag die eisers aan de kantonrechter hebben voorgelegd (of het huurrecht tussen hen de Gemeente van toepassing is (geworden)) is niet eerder in de rechtspraak aan de orde gekomen en zal niet gemakkelijk te beantwoorden zijn.
Om die reden kan de kantonrechter in het kort geding geen inschatting maken van het oordeel van de bodemrechter, zoals wel nodig is voor een beslissing in kort geding. Daarnaast begrijpt de kantonrechter uit het betoog van eisers dat zij ook een beroep willen doen op een andere rechtsgrond (onrechtmatige daad), omdat de Gemeente volgens hen niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die in de gegeven omstandigheden van haar mocht worden verwacht.
De kantonrechter vult die rechtsgrond aan, maar ook daarbij is het niet mogelijk om vooruit te lopen op het oordeel van de bodemrechter.
Daarvoor ontbreekt het de kantonrechter aan voldoende feitelijke informatie over de zaak en aan voldoende overzicht van de gevolgen van zijn beslissing om op verantwoorde wijze in dit kort geding een voorlopige voorziening te kunnen treffen.
Volledige uitspraak hier:
uitspraak rechter
|
|
| |
|
|
|
|